Lemania een korte geschiedenis

Gepubliceerd op 23 september 2025 om 15:32

Lémania: van Vallée de Joux tot wereldwijde chronograaf-legende

Wie vandaag aan Lémania denkt, denkt bijna automatisch aan chronografen: sporttimers, rattrapantes, uurwerken voor Omega, en later zelfs motoren achter ruimtevaart-iconen. Maar het verhaal begint kleiner, menselijker, in de Vallée de Joux, met een man die zijn vrije uren doorbracht met vijlen en precisiewerk.

Alfred Lugrin en het ontstaan (1884–1920)

Lémania werd in 1884 opgericht door Alfred Lugrin in L’Orient. Lugrin was geboren in 1858 in Villars-Bozon. Zijn jeugd was niet die van een salon-horlogemaker, maar van een boerenzoon: lagere school tot 1872, daarna herder. In zijn spaarzame vrije tijd leerde hij metaal bewerken—een detail dat veel zegt over zijn karakter: koppig, precies, en nieuwsgierig naar techniek.

Vanaf 1879 werkte hij bij Le Coultre & Cie, maar in 1884 werd hij zelfstandig. Vanaf het begin richtte hij zich op het moeilijkste en meest prestigieuze werk dat er toen was: repetitiewerken, kalenders en vooral chronografen-compteurs, rattrapantes en andere meetinstrumenten voor controle en timing. Lémania gold als een van de eerste huizen die repetitiewerken met mechanische productiemethoden maakte—een vroege industriële stap in een wereld die nog sterk ambachtelijk was.

In 1890 bouwde hij een eigen fabriek in L’Orient. Rond 1900 vervaardigde hij niet enkel ébauches of modules, maar complete horloges. Het niveau lag hoog: in 1914 kreeg Lugrin een gouden medaille op de Nationale Tentoonstelling in Bern. De fabriek maakte naast chronografen ook minuterepetities, eeuwigdurende kalenders, tourbillons, extra platte calibers en mechanische timers voor sport en industrie. In 1918 werd de naam officieel Lémania Lugrin SA, met een filiaal in La Chaux-de-Fonds. Lugrin was ook mede-oprichter en later voorzitter van de horlogeschool in Le Chenit, wat laat zien hoe sterk hij in opleiding en vakmanschap geloofde.

Na 35 jaar als drijvende kracht droeg hij in 1920, zwaar ziek, de leiding over aan zijn schoonzoon Marius Meylan. Lugrin overleed datzelfde jaar.

Marius Meylan en de grote groei (1920–1970)

Marius Meylan, geboren in 1892 in L’Orient, was horlogemaker van opleiding en doordrenkt van het vak. Hij trad al in 1912 in dienst bij Lugrin SA en nam in 1920 officieel de directie over. Zijn ambitie was duidelijk: Lémania moest een echte manufacture worden die alles zelf kon maken, van ruwe basis tot afgewerkt uurwerk—en dan vooral in het meest complexe segment.

In 1932 zorgde Meylan ervoor dat Lémania aansloot bij de SSIH (het latere hart van wat uiteindelijk Swatch Group zou worden), samen met Omega en Tissot. Dat was geen toevallige keuze: SSIH zocht een partner die top-chronografen en complicaties kon leveren, en Lémania was precies dat huis.

De fabriek specialiseerde zich niet alleen in chronograafinnovatie. Toen sonnerie-horloges na WOI minder relevant werden door lichtgevende wijzerplaten, vond Lémania een nieuw actieterrein: solide 8-daagse uurwerken voor reiswekkers en pendulettes. Die kregen snel een wereldreputatie door hun betrouwbaarheid.

Onder Meylan groeide Lémania door; de fabriek werd uitgebreid in 1948 en opnieuw in 1956. Tegen het begin van de jaren ’70 werkten er bijna 500 mensen. Maar belangrijker dan het aantal arbeiders was wat er daarbinnen gebeurde: Lémania werd een naam die synoniem stond voor professionele timing. Twee voorbeelden uit de tekst laten dat mooi zien. Ten eerste leverde Lémania vanaf 1932 grote 24-lijnen chronografen aan Omega voor de tijdwaarneming van de Olympische Spelen. Ten tweede belandden Lémania-afgeleiden later in pols-chronografen die bij de eerste bemande Amerikaanse ruimtevluchten gedragen werden.

De uurwerken: van CH27 tot 5100

In 1941 tekende Albert Piguet voor Lémania het CH27-kaliber: een geïntegreerde chronograaf van 27 mm. Dit werd de basis voor een hele dynastie. Afhankelijk van uitvoering groeide het uit tot de 23xx-serie (met minutenregister) en de 25xx-serie (met urenregister). Het kaliber vond zijn weg naar Tissot en vooral naar Omega, waar het bekend werd als het legendarische Omega 320 en 321. Uiteindelijk zou juist deze familie de kern worden van de Seamaster- en Speedmaster-chronografen, en in 1965 de eerste chronograaf zijn die door NASA werd gecertificeerd voor bemande ruimtevaart.

Lémania bouwde ook eenvoudiger en goedkoper te produceren came-chronografen op basis van hetzelfde ontwerp (de 12xx-serie), en later de robuustere 18xx-serie vanaf 1968. Deze calibers werden breed gebruikt door merken als Omega, Universal Genève, Girard-Perregaux, Panerai, Breitling en Eberhard. In 1972 kwam daar de automatische 13xx-serie bij.

Dan, in 1978, presenteerde Lémania een geheel nieuw werk: het automatische chronograafkaliber 5100. Ontworpen voor stevigheid en leesbaarheid, werd het geliefd in militaire en tool-chronografen van onder meer Tutima, Sinn en Orfina. In dezelfde periode ontstond een samenwerking rond het ultra-platte kaliber 1200 van Jean Lassale—met 1,2 mm dikte nog altijd een record in mechanische horlogerie.

Quartzcrisis, herstart en opname door Breguet (1970–2010)

Zoals bij vrijwel elke Zwitserse fabrikant sloeg de quartzcrisis hard toe in het midden van de jaren ’70. SSIH moest besparen en besloot Lémania in 1980 af te stoten. Lémania herstartte als Nouvelle Lémania SA met nog maar 68 medewerkers, onder leiding van Claude Burkhalter.

In 1992 kwam het bedrijf in handen van Investcorp (dat ook Breguet bezat). Toen Swatch Group in 1999 Breguet kocht, kwam Nouvelle Lémania mee. Uiteindelijk werd de manufacture in 2010 officieel opgenomen in Breguet en verdween de naam Lémania als zelfstandige entiteit. Maar het DNA bleef: waar Breguet tegenwoordig top-chronografen en complicaties bouwt, klopt daar nog steeds een Lémania-hart.

 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.