Zonder meten geen winnaar. In de moderne sport draait het niet alleen om spierkracht en talent, maar ook om de vraag: hoe precies kunnen we bepalen wie er écht de beste was? In de afgelopen twee eeuwen is de meettechniek in de sport razendsnel geëvolueerd – van mechanische stopwatches langs de baan tot computergestuurde systemen met lasers, GPS en high-speed camera’s.
In deze blog duiken we in de geschiedenis van tijd- en prestatiemeting in de sport, en laten we zien hoe niet alleen sporters, maar ook televisie, industrie en politiek deze ontwikkeling hebben aangewakkerd.
Fotofinishes en onzichtbare verschillen
Een van de beroemdste voorbeelden van extreme precisie in de tijdmeting speelde zich af tijdens de Olympische Spelen van 1972 in München. In de finale van de 400 meter wisselslag tikten de Zweed Gunnar Larsson en de Amerikaan Tim McKee ogenschijnlijk tegelijk aan. De officiële tijd: 4:31,98 voor allebei. Toch werd Larsson tot winnaar uitgeroepen – hij was twee duizendste seconde sneller.
Die uitkomst voelde voor velen oneerlijk: kon zo’n minuscuul verschil, kleiner dan een oogwenk, sportief nog wel betekenis hebben? Het internationale zwemverbond besloot kort daarna dat voortaan alleen nog op honderdste seconden werd gemeten; duizendsten zouden niet langer meetellen.
Een soortgelijke discussie ontstond in 1980 bij de 15 kilometer langlauf, toen de Zweed Thomas Wassberg met één honderdste seconde won van de Fin Juha Mieto. Wassberg pleitte zelfs voor het delen van de gouden medaille – tevergeefs. Maar ook hier leidde de controverse tot een regelwijziging: in het langlaufen wordt tegenwoordig “slechts” op tienden van seconden geklokt.
Deze voorbeelden laten zien: hoe nauwkeuriger we kunnen meten, hoe meer we ons moeten afvragen welk detail nog eerlijk en zinvol is.
Cijfers als cultuur: de obsessie met statistieken
Niet in alle sporten bepaalt de klok alles. Teamsporten als voetbal, basketbal of ijshockey hebben geen hightech tijdmeting nodig om een winnaar aan te wijzen – een doelpunt is een doelpunt. Maar juist daar is een andere vorm van meten explosief gegroeid: statistieken.
Complete online databases volgen tegenwoordig:
-
doelpunten, assists en schoten op doel
-
afgelegde meters per speler
-
balbezit, passnauwkeurigheid en expected goals
-
marktwaarden en transfersommen door de jaren heen
Die cijfers vormen een eigen soort geheugen van de sport: eeuwige ranglijsten, records, gemiddelde prestaties per seizoen. Zo ontstaat een unieke memorialcultuur, waarin herinneringen aan iconische momenten voortdurend worden aangevuld met nieuwe data.
Kortom: waar de stopwatch heerst in de atletiekbaan of het zwembad, regeert de statistiek in het stadion.
Meten om macht: als politiek zich met sport bemoeit
Meten in de sport was niet altijd alleen een neutrale technische aangelegenheid. Soms draaide het ook om ideologie en macht.
-
St. Louis 1904 – “anthropologische dagen”
Buiten het officiële olympische programma organiseerden de Amerikanen wedstrijden waarin personen uit zogenaamd “onbeschaafde” volkeren zonder training lieten deelnemen aan atletiekonderdelen. Doel: aantonen dat de “blanke race” niet alleen intellectueel, maar ook fysiek superieur zou zijn. Een racistisch spektakel, waarin sportprestaties misbruikt werden als pseudowetenschappelijk bewijs. -
Spartakiade vs Arbeiterolympiade
In 1928 vond in Moskou de Internationale Spartakiade plaats, een communistisch alternatief voor de bourgeois-sport. De resultaten werden vergeleken met die van de sociaal-democratische Arbeiterolympiade van 1925. De boodschap: het eigen systeem levert sterkere, betere arbeiderssporters op.
En later, in de Koude Oorlog, werd elk wereldrecord, elke gouden medaille een soort symbolische overwinning van Oost of West. Meten werd zo ook een instrument van propaganda.
De geboorte van de stopwatch
De link tussen sport en tijdmeting is ouder dan de moderne Olympische Spelen. De eerste praktische stopwatch werd al in 1821 in Frankrijk ontwikkeld door Nicolas Rieussec – speciaal voor paardenraces aan het hof van koning Lodewijk XVIII.
Daarna volgden decennia van verfijning. Toen in 1896 de eerste moderne Olympische Spelen in Athene werden gehouden, waren mechanische stopwatches al niet meer weg te denken langs de atletiekbanen.
In 1932 kreeg de Zwitserse fabrikant Omega voor het eerst de opdracht de officiële tijdmeting bij de Olympische Spelen in Los Angeles te verzorgen. Het bedrijf leverde 30 hoogwaardige chronografen. Vier jaar later, in Berlijn, waren dat er al 185. Toch ging het stoppen nog steeds handmatig, op zicht – zij het al op een vijfde of een tiende seconde nauwkeurig.
Bij de Winterspelen van 1936 in Garmisch-Partenkirchen gebruikte men voor het alpineskiën voor het eerst twee stopwatches aan start en finish, waarna de rijtijden achteraf moesten worden uitgerekend. Pas uren na afloop waren de definitieve uitslagen bekend.
Van foto-elektrische cellen tot “Magic Eye”
Na de Tweede Wereldoorlog brak het elektronische tijdperk aan.
Belangrijke mijlpalen:
-
1948, St. Moritz – introductie van de foto-elektrische cel, die de tijd automatisch liet starten zodra het starthek bewoog.
-
1948, Londen – eerste gebruik van een fotofinish-camera, het beroemde “Magic Eye”, waarmee de volgorde op de finishlijn onomstotelijk kon worden vastgelegd.
-
1952 – Omega introduceert officieel meting op honderdste seconden.
-
1956 – bij skiën verschijnen startpoorten met licht- en geluidssignalen; voor het zwemmen komt de “Swim Eight-O-Matic Timer”, een halfautomatisch systeem met digitale tijdsaanduiding.
De kijker thuis begon nu te wennen aan exact gemeten tijden en grafisch in beeld gebrachte verschillen.
De televisie wil live-tijden
De Olympische Spelen van 1964 markeerden een nieuwe stap: Omega presenteerde het “Omegascope”, een systeem waarmee de wedstrijdtijd live in het televisiekader kon worden ingeblende. Zo konden miljoenen kijkers ter wereld in real time meekijken hoe recordpogingen zich ontwikkelden.
In 1968, bij de Spelen in Grenoble en Mexico-Stad, volgde de echte revolutie: “Integrated Timing” – volledig automatische elektronische tijdmeting, gekoppeld aan snelle dataverwerking en directe distributie van uitslagen. Niet alleen de winnaar, maar ook tussen- en rondetijden konden nu vrijwel direct worden gepubliceerd en geanalyseerd.
De computer neemt het over
In de jaren tachtig deden computers hun intrede in de sporttijdmeting:
-
vanaf 1988 werden alle uitslagen en statistische analyses systematisch in databanken opgeslagen;
-
bij de Winterspelen van 1992 zorgde het “Scan-O-Vision”-systeem in het schaatsen voor tijdmeting op duizendste seconde door een doorlopende, lijnvormige foto van de finish te combineren met een tijdas;
-
in 1996 in Atlanta werd het concept van globale olympische tijdmeting ingevoerd: voor elke sport één geïntegreerd systeem voor tijdregistratie, data-analyse en realtime publicatie.
Bij de Olympische zwemwedstrijden in Sydney (2000) was de wereld alweer een stap verder: met “Omega Live Timing” had het televisie- én internetpubliek binnen ongeveer 15 seconden na de touch alles in beeld – eindtijd, tussen-tijden, klassering, eventuele records.
Daarna ging het snel: GPS-tracking, transponders in startnummers, onderwatercamera’s, high-speed camera’s die bij Londen 2012 met 2000 beelden per seconde de finishlijn vastlegden. In Rio 2016 werd voor de tijdmeting alleen al 480 ton apparatuur ingezet, met bijna 200 kilometer kabels en honderden speciaal ontworpen chronografen.
Swiss Timing en de Zwitserse horloge-industrie
Achter de schermen speelde de Zwitserse horloge-industrie een hoofdrol in deze technologische race. In 1972 richtten Omega, Longines en TAG Heuer samen het bedrijf Swiss Timing op, gespecialiseerd in sporttijdmeting. Banken, kantons en horlogesteden steunden het initiatief, dat een vaste plek veroverde in het olympische circuit.
Toen begin jaren tachtig de quartz-crisis de horloge-industrie hard trof, kwam Swiss Timing in zwaar weer. De latere Swatch Group van Nicolas Hayek nam het voortouw over en sloot in 2001 een langlopend partnerschap met het Internationaal Olympisch Comité. Daarmee verzekerde de Zwitserse industrie zich van een prominente rol op het wereldtoneel van sport en technologie.
Meer dan sport alleen
De geschiedenis van de meettechniek in de sport laat mooi zien hoe verschillende belangen samenkomen:
-
sporters willen eerlijke, betrouwbare uitslagen;
-
televisie en media verlangen naar realtime cijfers en spannende grafische weergaven;
-
horlogemakers en technologiebedrijven gebruiken sport als etalage voor innovatie;
-
politiek en ideologie proberen soms prestaties te claimen als bewijs van superioriteit.
Tussen stopwatches langs de baan in 1896 en high-tech systemen met databanken en GPS vandaag ligt niet alleen een technisch verhaal, maar ook een cultureel, economisch en politiek verhaal. Eén ding is daarbij nooit veranderd: zolang we willen weten wie er sneller, hoger, sterker is, zullen we blijven zoeken naar manieren om dat zo nauwkeurig mogelijk te meten.
Reactie plaatsen
Reacties